1 Korinthiërs 1: 11-12

MEDITATIE

Want mij is over u duidelijk gemaakt, broeders-en-zusters van mij,
door de mensen van Chloë, dat er in uw midden twisten zijn.
Ik bedoel dit: dat ieder van u maar wat zegt:
ík ben van Paulus, ík van Apollos, ík van Kefas, ík van Christus!

(1 Korinthiers 1: 11 en 12, Naardense bijbelvertaling)

Nieuwjaarsdag keken en luisterden wij bij ons thuis zoals altijd naar het Nederlands Blazers-ensemble. Mooie muziek, vooral omdat een aantal jonge mensen, kinderen en pubers zelf muziek schrijven dat ze samen met het orkest mogen uitvoeren. Vroeger was er altijd een voorronde in de Oosterpoort in Groningen, waar we met onze kinderen naartoe gingen. Dit jaar waren er twee jongens, Duco en Maarten, beiden 14 jaar oud en ze speelden trompet en hobo. Zij mochten eerst iets vertellen over de muziek die zij hadden geschreven en hoe ze aansloten bij het thema van dit jaar: ‘In Gods Naam’. En zij vertelden dat zij zich hadden laten inspireren door joodse Klezmer muziek en dat ze soms noten gebruikten die eigenlijk niet bij elkaar konden, maar wel een mooi effect hadden. Zij zeiden: ‘wij geloven dat waar twee geloven bij elkaar kunnen komen, waar twee verschillende manieren van spreken over die Naam, over God, elkaar ontmoeten, dat daar iets moois kan ontstaan’. Dat heeft me diep geraakt; twee jongens van 14 die zeggen dat het geen strijd hoeft te worden als je op verschillende manieren gelooft; dat het zelfs iets heel moois op kan leveren, ook al denk je misschien dat het niet kan. Mooi, die jongens van 14 die zoiets zeggen en het Concertgebouw applaudiseerde voor de jongens toen ze dit zeiden.

Het deed me denken aan wat ik een tijdje geleden las, een oud verhaal uit de islamitische theologie, waar staat dat bij het laatste oordeel God aan drie profeten het woord zal geven. Allereerst was de beurt aan Mozes, die pleit voor alle Israëlieten, ook de zondaars en vraagt of God barmhartigheid wil schenken aan zijn volk en zo gebeurt; dan komt Jezus, die pleit voor alle mensen die Hem zijn gevolgd, uit welk land dan ook en God schenkt hem gehoor en alle christenen krijgen het heil; tenslotte krijgt Mohammed het woord, hij pleit voor alle mensen die de grootheid van Allah aanvaarden en tot hem bidden en die hebben geluisterd naar de heilige woorden van de Koran en zich niet hebben bezoedeld met ongelovigen en zo gaan alle moslims binnen in het paradijs en omarmen daar de christenen en de joden.
De schrijver zegt bij dit verhaal: ‘het verhaal laat zien: godsdiensten zijn wegen, die tenslotte uitmonden bij dezelfde God. En de profeten die aan het woord komen in het verhaal, de profeten van de godsdiensten, zijn geen examinatoren, maar pleitbezorgers van de mensen bij God. En de ongelovigen zijn niet de atheisten of agnosten of mensen met geloofstwijfel, maar dat zijn zij die met hun huisgoden van lust en nut, succes en toekomstvoorspelling, hebzucht en hang naar macht de wereld onveilig en onmenselijk maken. Daarin is dit verhaal ook een spiegel voor onze westerse cultuur.

En ik dacht aan die jongens, die muzikanten. Zij zeggen het met hun woorden, maar bovenal met hun muziek: dat waar wij menselijkerwijs op elkaar stuiten en soms botsen, kunnen we wellicht ook ruimte maken waardoor er iets moois kan ontstaan. Voorwaarde daarvoor is denk ik dat we elkaar respecteren in elkaars anders zijn en soms ook een stapje terug doen om die ander de ruimte te bieden zichzelf te zijn. Een mooi begin van het nieuwe jaar vond ik.

ds. Jan Hommes