Pasen: de vreemdeling en gastvrijheid

PASEN: DE VREEMDELING EN GASTVRIJHEID

In september 2013 volgde ik een tweedaagse cursus om na te denken hoe te spreken over God in onze tijd.

Voor velen van ons is dat geen vraag, omdat de betekenis van God en het spreken over God is meegegeven vanuit de opvoeding en de traditie van de kerk. Thuis werd op een bepaalde manier over God gesproken en dat heb je meegenomen; in de kerk hoorde je de verhalen op de zondagsschool, deed je belijdenis, leerde je de woorden van de Catechismus; de eerste vraag ‘wat is uw enige troost, zowel in leven als in sterven’ is bekend en het antwoord evenzeer. Op de bijbelkring spraken we er ook over: een God die er is, een God die invloed heeft op deze wereld, een God waar je naartoe gaat na dit leven, een God die je almachtig kunt noemen en die op de een of andere manier deze wereld in de hand heeft. Een God die deze wereld ergens naartoe brengt en dat ergens wordt bepaald door ‘de nieuwe hemel en de nieuwe aarde’ waar alles goed is.

Er zijn ook mensen die moeite hebben met de vanzelfsprekendheid van deze antwoorden. Ze komen er niet mee uit, omdat het in deze wereld zo gaat zoals het gaat: in de Oekraiene, in Egypte, in Centraal Afrika en ook dichtbij in onze eigen samenleving. En er zijn ook geluiden van mensen die zeggen dat kiezen voor God, kiezen voor de kerk, kiezen voor een bestaan waarin religie een belangrijke rol speelt ziek maakt, dat mensen van God meer gewelddadig zijn vanwege de uitsluitende gedachten en ze hebben altijd gelijk. Volgens sommigen zou de wereld beter af zijn zonder kerk en religie.

Richard Kearny, een literatuurwetenschapper, schreef een boek over hoe te spreken over God in deze tijd met alle betrokkenen: ook met de atheisten en anti-theisten in onze tijd. Daarvoor probeert hij duidelijk te maken dat het van beide kanten nodig is om ruimte te maken, de eigen vooroordelen en beelden die je met je meedraagt te laten schieten en in alle openheid elkaar te ontmoeten. Dat kan, zo zegt hij, maar het is wel een waagstuk, je moet de sprong wagen zonder dat je weet waar je terecht komt: er is geen zekerheid hoe het uitpakt, voor geen van beide partijen.

Om duidelijk te maken wat hij bedoelt gebruikt hij een aantal verhalen uit de Schrift. De ontmoeting van Abraham en de drie voorbijgangers, vreemdelingen, engelen misschien wel bijvoorbeeld in Genesis 18. Er komen drie vreemdelingen en Abraham gaat er op af en nodigt ze gastvrij aan de maaltijd, hij nodigt ze uit zijn leven binnen te komen. Het blijkt God zelf te zijn, zo zegt de verteller, die Abraham een belofte doet van de geboorte van een zoon, een geboorte die niet kan. De aankondiging van de geboorte van Jezus in het evangelie van Lucas is ook zo’n verhaal. Het is de zogeheten ‘Annunciatie’, waarvan vele schilderijen en iconen zijn gemaakt. Altijd is daarop Maria te zien met een boek in haar hand, die een vreemdeling ontmoet op zo maar een plek in een paleisgang. Zij gaat op de roepstem van de engel in, is verwonderd, ontvangt de vreemdeling of de engel of God zelf in haar leven en baart een zoon, Jezus, een geboorte die niet kan.

En tenslotte de gang die de Emmausgangers gaan na Pasen. Ze gaan weer aan het werk, dat wat ze altijd al deden en zijn enigszins teleurgesteld dat het zo met Jezus moest aflopen. Al pratend komt Jezus met hen meelopen, maar zij weten niet dat het Jezus is, voor hen is het een vreemdeling. Ze gaan ook met Hem in gesprek en ze nodigen Hem uit mee te gaan: hij breekt en zegent tenslotte voor hen het brood.

Open staan voor de vreemdeling en voor het vreemde is fundamenteel voor het leven van ons mensen. Anders kom je niet verder en loop je vast in vijandschap, in haat en oorlogen. Het is noodzakelijk je te laten corrigeren en vernieuwen met het oog op wat komen kan. Het is een waagstuk, maar de moeite waard. Het is juist de ongenode gast die je iets kan brengen, zo vertellen vele bijbelverhalen.

Dit lijkt mij een tegenstem te zijn tegen wat ik veel vaker hoor en merk: dat we bang zijn iets kwijt te raken veel meer dan we benieuwd zijn naar wat er komen kan. Vasthouden aan wat we hebben is vaak een sterkere kracht dan openheid om te ontvangen. In dit verband zou ik willen verwijzen naar Pasen, de vrouwen die bij het lege graf komen volgens het evangelie van Mattheus. Totale verwondering, ze gaan naar de leerlingen om te vertellen wat ze hebben meegemaakt, het kan niet waar zijn, maar ze wagen het er op. Ze gaan naar Galilea en daar zullen ze de Heer ontmoeten. Dat is de zoektocht naar de plek waar we nodig zijn voor elkaar. Het is de zoektocht om de stem van God te laten klinken. En het blijft een voortdurende zoektocht naar wat of wie wij God noemen, ondoorgrondelijk en niet te bewijzen. Vertrouwen we daar op of is dat vasthouden aan wat we helemaal niet hebben, maar ontvingen? Om te delen? Is er ruimte voor de vreemdeling, voor het vreemde en kunnen we zo gastvrij zijn? Zou toch moeten kunnen na Pasen.

ds. Jan Hommes