1 Korinthen 5: 7

‘Wij leven in vertrouwen op God; wat komen gaat is nog niet zichtbaar’. (1 Kor. 5: 7)

Van heel lang geleden herinner ik mij een mevrouw die stervende was en aan mij vertelde dat ze alle vertrouwen had dat het in orde zou komen, ze wist tenslotte waar ze naartoe zou gaan. Ik vroeg haar daar iets over te vertellen, maar over mijn vraag was ze bijzonder verontwaardigd: dat veronderstelde ze zeker bij een predikant bekend. Het is een ontmoeting die in mijn geheugen staat gegrift, omdat deze mevrouw leefde in het volste vertrouwen op God. En ik begreep later dat zij ook niet precies wist wat komen zou, maar dat hoefde ook niet. Je verbonden weten met God was voor haar ruim voldoende.

Ik dacht aan de tekst van Huub Oosterhuis, die een tijdje geleden in het Ouderlingenblad was opgenomen:

En niemand weet wat leven is
alleen dat het gegeven is
en dat van dit geheimenis
God het begin en einde is.

Ik versta deze tekst als een uiting hoe kwetsbaar leven kan zijn en wordt ervaren door mensen. Er gebeurt zo veel in de wereld waarin wij leven, maar ook in ons eigen leven dat het soms moeilijk is om vol te houden. Je hoopt en je verwacht. Maar je weet dat het leven eindig is, dat er dingen gebeuren die je helemaal niet in de hand hebt; je weet dat er dingen zijn die je leven overhoop kunnen halen en dat er mensen zijn die daar maar weinig begrip voor kunnen opbrengen. Dat maakt het niet altijd eenvoudig. Zo ga je je weg en het is al moeilijk genoeg om er zelf mee om te gaan. Leven in vertrouwen op God veronderstelt een leven dat ‘gegeven’ wordt, met God als begin en einde en op die manier niet aan je lot te worden overgelaten.

Paulus probeert mensen een hart onder de riem te steken. In de brief aan de Korinthiers spreekt hij over een aardse tent, ons lichaam en over een hemels huis, bij God. Dat is niet alleen bedoeld voor hierna, na dit leven, zoals de mevrouw die stervende was mij mee gaf. Dat ook. En dat geeft mensen rust en de mogelijkheid om in vrede ook dat laatste stukje van het leven te gaan. Tegelijk is het  ook bedoeld voor hier en nu, voor vertrouwen op de weg die je hier gaat. Met alle vragen en twijfels die er bij kunnen boven komen.

Persoonlijk bewijzen mij genezingen en grootse wonderen niet zo veel over het bestaan van God, voor mij hoeft dat ook niet te worden bewezen. God, vertrouwen op God, heeft te maken met wat ‘nog’ niet zichtbaar is en daardoor ook nooit bewezen kan worden. Het leven waarvan God begin en einde is betekent voor mij een leven dat niet aan de willekeur van het lot is overgeleverd, maar waarin je door alles heen kunt worden bemoedigd en kunt opkrabbelen. Een kracht die rechtop zet door alles heen.

Het blijft moeilijk en tegelijk een rijkdom je te realiseren dat het leven eindig is, dat je kinderen volstrekt hun eigen gang gaan en dat dat ook kan, dat mensen ziek kunnen worden en wij kwetsbaar zijn; die dubbelheid blijft met je meegaan wanneer je om je heen kijkt in deze wereld. Mensen die zijn aangewezen op de hulp van anderen, omdat ze het alleen niet redden en die mensen die nabij kunnen zijn staan dan ook op. Dat wij zulke mensen kunnen zijn: kwetsbaar en afhankelijk of wat sterker en in staat om er te zijn voor die ander. En ik denk dat we allemaal op onze eigen manier en op onze eigen momenten die afhankelijkheid zullen ervaren. Hopelijk kunnen we dat ook accepteren; ik hoop dat we het kunnen uithouden en verdragen. Daarin probeert Paulus ons te bemoedigen. Dat is ook wat Huub Oosterhuis wil uitdrukken. Dat is wat ik heb meegenomen van de stervende mevrouw. Hoe moeilijk dat soms ook is, maar ik leef op die manier in vertrouwen op God.

Ds. Jan Hommes