Licht van Christus

Rondom de kortste dag van ons jaar, eigenlijk op 24 december in de nacht en 25 december in de morgen, vieren wij als christelijke kerk de geboorte van Jezus, geboren uit de jonge vrouw (maagd zeggen we altijd) Maria op een hele bijzondere manier en we noemen dat het Kerstfeest. De katholieken noemen dat meestal Kerstmis. De datum van 25 december wordt verbonden met een instelling in de derde eeuw van onze jaartelling. De eerste christenen hebben het als zodanig niet gevierd.

We lezen in de dienst en in alle kerstvieringen eraan voorafgaand het zogeheten Kerstevangelie uit het evangelie van Lucas het tweede hoofdstuk. Zonder dit verhaal geen kerst, zo is het voor velen en je kunt er ook bijna niet aan ontkomen. Overigens wordt in de oosterse kerken het kerstfeest later gevierd, omdat Epifanie, het feest van de komst van de Heer midden onder ons mensen belangrijker wordt geacht.  In onze situatie viert de gehele samenleving kerst met ons mee en velen die verder niet kerkelijk betrokken zijn of zich niet gelovig noemen horen met de kerstdagen graag het verhaal van de geboorte van het kind in de kribbe of de voederbak in onze nieuwe Bijbelvertaling. Er wordt wel een verband gelegd met de zogeheten Midwinterfeesten, waarin het licht wordt begroet dat het duister verdrijft, een thema dat ook in ons kerstfeest een belangrijke rol speelt. In de rooms-katholieke traditie is er sprake van een kerststal, die steeds verder wordt gevuld (schijnt terug te gaan op Fransiscus van Assisi); andere symbolen zijn de kerstster, die voorkomt in het verhaal van de geboorte van Jezus zoals Mattheus dat vertelt, de kerstboom, die in de bijbel niet voorkomt en de kerstman, die in onze traditie nauwelijks een rol speelt.

In de bijbel komt in het evangelie van Lucas het geboorteverhaal van Jezus voor en in het evangelie van Mattheus wordt er over gesproken: Mattheus heeft een geslachtslijst om aan te tonen dat Jezus afstamt van David en hij beschrijft de komst van de magiers uit het Oosten en de vlucht van het kind naar Betlehem in verband met de kindermoord. In Hellum hebben we op kerstmorgen het eerste hoofdstuk uit het evangelie van Johannes gelezen. Niet echt een geboorteverhaal, maar wel het begin van het verhaal van Jezus. En bij Johannes gaat het ook over licht: geen ster, zoals bij Mattheus, geen hemelse engelengezangen zoals bij Lucas, maar het licht dat het donker verdrijft en het donker heeft het niet te pakken gekregen. Dat is het licht van Godswege dat ons mensen in het licht van Zijn liefde plaatst, zo lees ik het in ieder geval. Het is de warmte, het licht dat zichtbaar maakt, het licht dat leven geeft en vrij maakt van angst.

Hier wordt het Licht van Christus aangekondigd, denk ik, het Licht dat iedere zondag midden in onze gemeenschap brandt door middel van de paaskaars. Deze paaskaars wordt naar de traditie binnengebracht in de paasnacht, de paaswake, eigenlijk de belangrijkste viering van het gehele jaar. Daar wordt het donker weggeduwd door de Opgestane Heer wiens Licht sterker is dan alle duisternis die in deze wereld de dienst uit lijkt te maken. Goede Vrijdag wordt overwonnen. Kerst is het binnenkomen van het licht, Pasen is de overwinning van het Licht; kerst is de belofte dat het licht het wint, Pasen het vertrouwen en het geloof dat het ook daadwerkelijk het geval is.

De paaskaars brandt altijd als wij als gemeente van Christus bij elkaar zijn in de kerk. Ik vind dat een mooi symbool, omdat je zonder het Licht van Christus niet kunt vieren. Eigenlijk zou deze kaars altijd moeten branden wanneer er activiteiten zijn van onze gemeenten, maar dat wordt een gesleep van kerk naar de plekken waar de activiteiten zijn. Deze kaars symboliseert de bron van ons leven, zo ervaar ik dat tenminste. De doopkaars wordt aan de paaskaars aangestoken als teken van het licht dat overwint dat met het kind mee gaat als bron om uit te leven; de kaarsen op oudejaarsavond, wanneer ze voor de overledenen worden gebrand, worden aangestoken aan het hoopgevende Licht van Christus; alle Licht dat in onze gemeenschap brandt wordt aangestoken aan de paaskaars.

De paaskaars is meestal een grote versierde kaars: versierd met de alfa en de omega, het begin en het einde; een kruis, het kruis van Christus; en daarbij wisselende symbolen als brood en vissen, een regenboog en meer bijbelse tekenen van hoop en leven. De Rooms-Katholieken hebben er ook nog vijf wierook-nagels bij: de wonden van Christus.

Ach, zei iemand, een roomse gewoonte, allemaal rooms en daarmee niet voor ons protestanten. Afgezien van onze gezamenlijke traditie waarin de paaskaars een belangrijke rol speelt, waarin de paasnachtdienst centraal staat, lijkt het mij niet altijd slecht om iets wat goed is te gebruiken ook al is het vanuit een andere traditie. Ik heb thuis een paaskaars (inderdaad, zo’n grote die nog niet half opgebrand is) gekregen toen ik ergens een tijdje had meegewerkt, als aandenken en dat vond ik een rijk gebaar. Het Licht van Christus, de paaskaars, hij hoort er bij en te branden als bron van ons vieren.

ds. Jan Hommes