lied 261

Lied 261

Licht, verlaat ons niet, nu de avond is gekomen
voor de nacht, die vol van dromen visioenen ziet.
In het donker groeit het licht.

Licht, groei in de nacht en wil ons voor kwaad behoeden
in genade, ons ten goede met uw levenskracht.
In het donker wordt het licht.

Licht, dat ons geneest in de schemer van het scheiden,
blijf gerechtigheid verspreiden voor wie liefde leest.
In het donker glanst het licht.

Licht gezegend vuur, in de naam van God de Vader
komt de Zoon des mensen nader in het zwartste uur.
Door de Geest zien wij het licht.

Op het moment dat ik dit schrijf zitten we vol van de aanslagen in Parijs. Op verschillende plekken in de stad zijn mensen in koelen bloede vermoord, hebben jihadisten zichzelf te midden van anderen opgeblazen en zijn er heel veel slachtoffers, zowel doden als gewonden gevallen. De toon van de reacties op deze maandag wordt vooral bepaald door de vraag ‘hoe nu verder’, want hoe kun je hier nu het beste mee omgaan?

Je zou kunnen zeggen dat je blij mag zijn dat je niet op de stoel zit van degenen die hier over moeten besluiten: een heidens karwei zal dat zijn, maar daarmee komen we er natuurlijk niet van af. Ik denk dat het helemaal niet verstandig is om te gaan spreken in termen van oorlog en daarmee geweld als vergeldingsmiddel in te gaan zetten. Ook kun je de beveiliging nooit zo maken dat het helemaal waterdicht wordt, ook al doen de veiligheidsdiensten hun uiterste best om dat voor elkaar te krijgen.

Ik denk dat het belangrijk is en blijft aan te sluiten bij het lied waarvan ik de tekst hierboven heb afgedrukt, lied 261 uit het Liedboek. Een lied over het licht, licht dat wij ontvangen mogen en dat we kunnen verdelen en zo delen met de mensen om ons heen. Licht dat visioenen doet zien van vrede en recht, van liefde en het goede; licht dat wij kunnen zien door de Geest, zoals het in de Zoon des mensen nader tot ons is gekomen in het zwartste uur, zo schrijft Wim Pendrecht.

Blijven volhouden dat het anders kan, zo spreken wij iedere zondag uit bij het gebed om ontferming voor de nood van de wereld en daar om blijven vragen, bidden; blijven kijken met de ogen van profeten, die leven vanuit het verlangen van wat komen kan en dat ook meenemen in hun manier van doen, zoals ook Jezus deed; het appél dat uitgaat van het evangelie, die goede boodschap, die oproept om je vanuit de liefde van God een weg te banen in deze wereld, dat appél toelaten. Onze weg gaan als Opgestane mensen, bekend met de moeilijkheden en tegenwerkingen in onze wereld die niet af is, die steeds opnieuw laat zien dat mensen tot veel in staat zijn, ook waar het gaat om medemensen.

Dat lijkt mij ook volop Advent. Vol van verwachting beginnen we aan een nieuw kerkelijk jaar op weg langs onze kerkelijke feesten: de geboorte van het kerstkind in de kribbe of voederbak, kruis en opstanding, de deelname aan de Geest. Dat kleurt onze verwachting, dat voedt onze hoop, dat maakt dat we op weg blijven. Advent, bezinning, op weg naar het Licht van Christus.

Ds. Jan Hommes.