Jeremia 1: 7,8

‘Ik riep: “Nee Heer, mijn God! Ik kan het woord niet voeren. ik ben te jong.” Maar de Heer antwoordde: “zeg niet: ik ben te jong. Richt je tot iedereen naar wie ik je zend en zeg alles wat ik je opdraag.”  

           Jeremia 1: 7,8

Bij de bezinning op onze laatste kerkenraadsvergadering spraken we over onze persoonlijke verantwoordelijkheid. We leven in een wereld die wij benoemen als verbonden met God of Gods goede schepping of in Gods hand, daarin zijn we opgenomen. Dat neemt niet weg dat wij verantwoordelijk zijn voor wat we doen, voor de keuzes die we maken en de gevolgen die ze hebben. En het gaat misschien nog wel wat verder, want ook voor wat er in de wereld gebeurt dragen wij een zekere  verantwoordelijkheid. Dat is misschien wel  wat ingewikkeld, want heel veel dingen die gebeuren waar mensen bij zijn betrokken en waar ze last van hebben kunnen we niet veel aan doen. Vluchtelingen die in Griekenland worden tegengehouden, de overheid die maatregelen neemt waardoor mensen die het al moeilijk hebben nog extra moeten betalen en dergelijke.

Wij voelen ons als kerkenraad verantwoordelijk voor het geheel van de gemeente en zo nemen we ook besluiten, in het belang van onze gemeenschap. Dat is niet altijd gemakkelijk, want soms weet je pas achteraf of iets goed was of niet. Bij die besluiten gaat het bijvoorbeeld over de vraag of we moeten investeren in onze gebouwen, in onze orgels; of moeten we dat geld besteden aan activiteiten die meer in de lijn van de eredienst, van de bijbelkring of het pastorale werk liggen? Dat zijn belangrijke keuzes die we maken.

En u kunt vast en zeker ook uit uw persoonlijke leven wel wat voorbeelden naar voren halen. Wanneer het gaat om te kiezen voor persoonlijk belang of dat van het gezin, de familie of de vereniging waar je lid van bent bijvoorbeeld. Kom je wel op de verjaardag of ga je lekker zitten vissen, ja, waarom maak je de keuze die je maakt?

Jeremia is een profeet. Hij wordt ‘geroepen’. Hij wordt geroepen door de stem van God en hij hoort die stem. Hij wordt aangesproken en opgeroepen om te gaan en te doen, om een verantwoordelijkheid op zich te nemen door de stem die de stem van God wordt genoemd. En Jeremia zat daar niet op te wachten, hij voelt zich bovendien te jong, of misschien zoekt hij naar een excuus om niet te hoeven doen wat er van hem wordt gevraagd. God spreekt Jeremia toe en daarin ook ons. Maar hoe gaat dat dan? Hoe weet je wanneer er van je gevraagd wordt om in de woorden van Jeremia iets af te breken en wanneer om iets op te bouwen? Wanneer en op welke manier weet je dat je er moet zijn, dicht bij iemand, dat je daartoe wordt opgeroepen en hoe weet je dat het beter is een beetje afstand te houden? Jeremia zoekt een uitvlucht, dat is denk ik voor ons ook wel herkenbaar. Er zijn van die dingen daar zit je niet op te wachten, omdat ze moeilijk zijn of omdat je denkt dat je het niet kunt. En wat denk ik ook herkenbaar is: als je bent gegaan, ook al voelde je je te jong of te oud of niet in staat te spreken of om wat voor reden dan ook, als je bent gegaan heb je bijna nooit spijt dat je dat hebt gedaan.

Die stem van God, die tot Jeremia spreekt, is een stem van mensen die hulp nodig hebben. De stem van God is denk ik een roep om nabijheid, steun, hulp of iets van dien aard. En die stem helpt om goed inzicht te krijgen in wat nodig is: om de rust te vinden om eerst even na te denken op welke manier je van dienst kunt zijn, om goed te kunnen luisteren. Ja, daar wordt iets gezegd: goed kunnen luisteren. Het gaat er bij spreken om dat je in eerste instantie goed luistert, om woorden te vinden, om goede woorden te vinden. En luisteren is niet eenvoudig, maar wordt je gegeven als je er de tijd voor neemt. En weet dit: regelmatig zul je ervaren dat je niet zo maar bent gegaan, maar dat het lijkt alsof je bent gezonden en precies hebt kunnen zeggen wat nodig was; inderdaad, niet met veel woorden en ook niet met grote woorden, maar gewoon door er te zijn.

Ds. Jan Hommes