Jes. 35: 1 en 2

De woestijn zal zich verheugen, de dorre vlakte is blij en zal bloeien als een roos’.

                                                                                                              Jes. 35: 1 en 2

Max Verstappen heeft gisteren geschiedenis geschreven. Hij heeft als jongste en eerste Nederlander ooit een Grand Prix in de Formule 1 gewonnen. Voor degenen die dat niet kennen: dat zijn hele snelle en hele kwetsbare auto’s. Ik was als gastheer in de kerk in Schildwolde, in verband met het Feest van de Geest en kon het op mijn i-pad een beetje volgen, ook al was het best druk bij de kunst en voor de kerk. De avond tevoren had Douwe Bob geen potten kunnen breken bij het Eurovisie Songfestival. Hij was zo teleurgesteld (of had zo veel gedronken, dat is niet helemaal duidelijk), dat hij de pers niet te woord kon staan. Hij kwam niet meer voor in persberichten daarna, in tegenstelling tot Max Verstappen die de hele wereld over ging. Zo is dat met succes: als je de nummer 1 bent dan praat iedereen over en met je; mocht je zakken, dan is dat ook snel over.

De meeste mensen in onze samenleving hebben geen last van dit soort zaken, omdat ze gewoon hun best doen in datgene wat ze doen en dat valt allemaal niet zo op bij het grote publiek, hooguit bij de meest direct betrokken mensen. En ik heb ontzettend veel respect en waardering voor al die mensen die gewoon doen wat ze kunnen en daarmee een bijdrage leveren aan de leefbaarheid van onze samenleving. En het is ontzettend leuk wanneer een enkele keer iemand of twee iemanden, zoals Jan Pieter en Greet Visser op enig moment een keer in het zonnetje worden gezet, bijvoorbeeld met een Koninklijke onderscheiding op Koningsdag.

Nog veel meer mensen in de wereld waarin wij leven hebben het helemaal niet zo goed getroffen. Zij moeten er voor zorgen dat ze op een fatsoenlijke manier kunnen overleven. Bijvoorbeeld omdat ze in Aleppo wonen, er zijn geboren, er hun hele bestaan hebben en nu in oorlogsgebied zijn beland. Of omdat ze zijn geboren in Afrika, in een land waar honger de oorlog nog minder verdraaglijk maakt dan ze al is als er wel iets te eten is. Het is maar ongelijk verdeeld in de wereld, zo zien en horen we steeds opnieuw. En dat komt vooral, omdat er mensen zijn die menen dat succes ook ten koste mag gaan van anderen: politici  en zakenmensen die corrupt zijn en wel zodanig dat geld dat moet worden besteed aan projecten voor mensen die het zelf niet redden of voedsel dat is geleverd voor mensen die honger hebben wordt besteed om er zelf beter van te worden.

De profeet Jesaja woonde en leefde ook in een wereld die vol met allerlei dreigingen zat vanwege mensen die oorlog voerden of mensen die meer wilden dan anderen en die ook nog meenden dat ze daar recht op hadden. Profeten zien altijd iets meer dan anderen en Jesaja waarschuwde voor allerlei ontwikkelingen. Maar hij gaf ook hoop. Hoop op betere tijden, hoop op een menswaardig bestaan. Hij geloofde in de kracht van Gods liefde, door alles heen. Dat wat nu dor en doods is zal eens bloeien; dat leven dat nu zo veel moeite heeft zal op enig moment een bloeiend bestaan zijn; niet als Max Verstappen, wel als mens onder de mensen en van betekenis. Na Pasen en Pinksteren willen we de goede moed vasthouden: dat we als Opgestane mensen vol van de Geest mogen leven. Ik vond een tekst van Karel Eykman bij dit bijbelgedeelte en dat wil ik aan mijn meditatie toevoegen, al is het op zich al een meditatie:

DE KLEINE JESAJA VAN ROTTERDAM

Luister naar mij, hoe ik met mijn hond op pad
in de oorlog, toen ik nog klein was
zwierf in een hopeloos verwoest stad
toen het puin nog mijn speelterrein was.
Het was een nare, rare kaalgeslagen troep toen
ik dacht dat niets meer ooit zou groeien.
Ik dacht dat niets het ooit nog zou doen
toen ik opeens die klaproos zag bloeien.

Toen wist ik, eens komt er een einde aan
aan dat gedonder van kanonnen
eens zal de woestenij in bloei weer staan
eens geeft de oorlog zich gewonnen.
Op ieder godgeklaagd terrein
zullen toch klaprozen blijven komen.
Dat blijft, dat zal altijd zo zijn
dat wordt ons nevernooit afgenomen.

Want tussen plastic en colablik
zijn het klaprozen die het niet laten
te bloeien tot hun laatste snik
in de barsten van de straten.
Wees zelf een klaproos als je kan
met alle weerbarstigheid je eigen.
Daar word je moedig en vrijmoedig van
en je bent niet klein te krijgen.

(Uit: Karel Eykman, Was ik een schaap, dan wist ik het wel)

Ds. Jan Hommes