november 2017: 1 Kor. 12: 12

Een lichaam is een eenheid die uit vele delen bestaat; ondanks hun veelheid vormen al die delen samen één lichaam. Zo is het ook met het lichaam van Christus’.

1 Kor. 12: 12

De gemeente als lichaam van Christus is voor de reformatoren Luther en Calvijn een belangrijke notie, een belangrijk gegeven. Calvijn was over het algemeen wat diplomatieker dan Luther, die het moeilijk vond om zich in te houden, maar voor beiden is het van belang de eenheid te bewaren. Het gaat er dan niet om dat iedereen gelijk moet worden, maar wel dat in de diversiteit en verscheidenheid mensen met hun verschillende gaven, met hun verschillende manieren van geloven hun uiterste best doen om elkaar te blijven opzoeken: je maakt tenslotte deel uit van het ene lichaam en je hebt elkaar daarin nodig. Dat is een inzet die ik nog al eens mis. We zijn als leden van de gemeente met z’n allen verantwoordelijk voor het geheel van de gemeente. We zijn als leden van dezelfde gemeenschap die het dorp vormt of het land met z’n allen verantwoordelijk voor het geheel. Daarin is iedereen nodig en daarin is het nodig dat iedereen ook de insteek heeft om tot een soort van eenheid te komen, zodanig dat je er ook met z’n allen wat aan hebt.

De afgelopen week stonden er in Trouw twee artikelen n.a.v. een vertaling van een oud boek van ene Oswald Spengler. Een duitser, die leefde van 1880-1936, die een sombere kijk op de geschiedenis had en voorspelde dat de democratie onder druk zou komen en zogeheten ‘ceasars’ zouden opstaan, keizers die als ceasar zouden heersen. Hij was overigens aanhanger van het Nationaal Socialisme, waar hij aan het einde van zijn leven afstand van nam net als van het anti-semitisme. Ik vroeg me af waarom op dit moment een vertaling van zo’n boek, want de populistische schreeuwers die het gedachtengoed aanhangen van uitsluiting van andersgelovigen en andersdenkenden, die menen dat krachtige leiders noodzakelijk zijn gaan er mee aan de haal. Wat ik zie in onze samenleving is dat mensen steeds meer op zichzelf worden aangewezen. We vormen helemaal geen lichaam meer waarin sprake is van een noodzaak om elkaar in alle verscheidenheid serieus te nemen, omdat we elkaar nodig hebben.  Nee, integendeel, je moet je eigen boontjes doppen en bent verantwoordelijk voor je eigen succes of je eigen falen.

Ik vind het mooi dat Paulus het hoofdstuk begint met tegen de Korintiers te zeggen dat ze ‘gaven van de Geest’ hebben. Dat zijn dingen die we zelf niet kunnen sturen, waar je geen grip op hebt, maar die je ontvangt. Anderen kunnen daar niet over beschikken, dat hoort bij jou. Zij hebben weer andere gaven van de Geest. En er is maar één Geest. Er is maar één Heer. Die eenheid trekt Paulus heel breed: jood en griek, slaaf en vrije, man en vrouw, kind en volwassene, zij hebben allemaal een zelfde uitgangspositie. En dan komt het er op aan: op de liefde; dan komt het er op aan datgene wat wij ontvangen ruim baan te geven, ook wat die ander ontvangt.

Liefde in dit verband is de inzet om elkaar het leven te gunnen, voluit. Liefde is in dit verband het respecteren van de eenheid die ons allen verbindt. Dat vraagt veel, van een ieder van ons, het gaat niet vanzelf, maar is dat niet waartoe wij worden geroepen?

ds. Jan Hommes