mei-juni 2018: Galaten 3: 28-29

MEDITATIE

‘Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen u bent allen één in Christus Jezus. En omdat u Christus toebehoort, bent u nakomelingen van Abraham, erfgenamen volgens de belofte’.                                                                                                                (Galaten 3: 28-29)

Paulus schrijft vaker brieven aan gemeenten zoals deze aan een gemeente in Galatië. Galatië  is waarschijnlijk een gebied in Zuid-Turkije en het is een zogeheten rondzendbrief, bestemd voor meerdere gemeenten waar ze dan worden voorgelezen. Meestal gaan deze brieven over concrete problemen in een gemeente, zoals in deze het samen optrekken van mensen die vanuit de joodse traditie mee doen in de stoet van navolgers van Jezus en mensen die van buiten de joodse traditie komen.

Ik denk aan onze gemeente. In ons beleidsplan staat dat we gemeente willen zijn ‘voor iedereen’ en we willen in alle vier onze dorpen een plek bieden om ‘op adem te komen’. Dat betekent niets geen voorwaarden, integendeel, een onvoorwaardelijk welkom voor een ieder die even tot zichzelf wil komen, die een verhaal wil horen over mens zijn in onze tijd en hoe we ons kunnen verbinden met elkaar en met wie of wat groter is dan wij.

De brief van Paulus stelt ook aan ons vandaag de vraag hoe wij kerk willen zijn. Ik verbind deze beroemde tekst uit de brief aan de Galaten met de teksten aan de gemeente in Korinthe, waar het gaat over de vele verschillende genadegaven die wij mensen ontvangen, maar wel verbonden in één Geest; en het beeld van het lichaam van Christus, waar ieder gedeelte van het lichaam noodzakelijk is om goed te kunnen functioneren: oren, ogen, handen, voeten en zo maar door. We hebben elkaar nodig, we zijn aan elkaar gegeven om elkaar van dienst te zijn, we zijn allemaal verschillend en dat is prima.

Ik merk dat in onze gemeente de Woldkerken samen met de gemeenten in het cluster, maar mijn indruk is in het geheel van de kerk, de verschillen niet kleiner worden, maar groter; of misschien moet ik zeggen dat de diversiteit in manieren van leven en van geloven groeit. Dat is voor mij een gegeven. En voor mij persoonlijk ook een rijkdom. En het contact met mensen buiten de kerkelijke instituties wordt ook boeiender, ook al hebben we moeilijk toegang. De brief van Paulus is in die zin nog steeds actueel. We zijn één in Christus, dat geloof ik van harte; ik voel mij verbonden met een God die zegt ‘Ik ben er en Ik zal er zijn’ niet voor kerkmensen alleen, maar voor heel deze wereld. En ik denk dat het erg belangrijk is om met elkaar in gesprek te blijven, ook over de verschillen die er zijn, omdat het vaak gaat om verschillen die te maken hebben met onze ervaringen in het leven, met afkomst, wat je meemaakt, hoe je omgeving is en dat soort zaken.

Een sterke kant van de kerk is de ‘gemeenschap’. Dat kan in mijn beleving alleen maar een kracht zijn als we die gemeenschap samen van waarde vinden en vorm geven. Respect, acceptatie en vooral weet hebben van wat Paulus noemt een bewustzijn dat we ‘nakomelingen van Abraham, erfgenamen volgens de belofte’ zijn is noodzakelijk. Ik geloof ook dat die levenshouding getuigt van liefde, zo is God ook een God van liefde.

Ds. Jan Hommes