juli 2019: geloof en ongeloof

Geloof en ongeloof

“U wilt mij niet geloven, omdat u niet bij mijn schapen hoort. Mijn schapen luisteren naar mijn stem, ik ken ze en zij volgen mij” (Johannes 10: 26 en 27)

 
Er bestaan van die teksten die je niet los laten. Op zondag 12 mei kwamen we deze woorden ook tegen en hebben we die wat beter leren kennen. Maar het blijft een boeiende uitspraak van Jezus, zoals die in het Evangelie is opgenomen. Dan gaat het nu niet zozeer over de beeldspraak van herder en schapen. Die kennen we wel. Die hoort bij psalm 23 de Heer is mijn herder), maar ook op andere plaatsen komen we deze manier van spreken tegen: God of Jezus als herder, en zijn volgelingen als schapen, behorend bij de kudde die door een van beiden wordt begeleid. Maar daar ligt niet de vraag die nu ons bezig houdt. Jezus zegt hier dat er twee soorten schapen zijn: zijn volgelingen en de anderen, gelovigen naast ongelovigen.

Dit jaar is het 400 jaar geleden dat de volgelingen van Calvijn in ons land in twee groepen uiteen vielen. Aan de ene kant stonden de Hervormden of gereformeerden, aan de andere kant de Remonstranten. De laatsten werden tijdens de synode van Dordrecht uit de kerk gezet. Het conflict ging over geloof en ongeloof. De Remonstranten maakten bezwaar tegen de idee dat God al van te voren bepaald had wie wel en wie niet door het geloof behouden zou worden. De mens kon daar zelf niets aan doen. Geloven is een geschenk uit de hemel en de mens moet maar afwachten of hij dat ook zal ontvangen. Het is een oude gedachte, die we al terug kunnen vinden bij de kerkvader Augustinus. Deze opvatting behoedt ons ervoor dat we trots zouden kunnen zijn op onze prestatie van geloven. Een mens ontvangt het zomaar, uit genade.

De Remonstranten konden deze gedachte niet volgen. God werd zo wel erg streng en onbarmhartig. Want waarom zou de ene het wel, en de andere dit geschenk niet ontvangen? Het gevolg hiervan zou lijdzaamheid en passiviteit en wanhoop in de hand werken. Er moest iets te vinden zijn waardoor de mens deze gave van God verdienen kon. Maar zo werd het de verdienste van de mens dat hij gelovig was en dat kon niet waar zijn.

Deze discussie is nu al eeuwen aan de gang, zonder dat men het eens kan worden. Men blijft elkaar verketteren, zwart maken, bespotten en afwijzen. Zelf denk ik dat men er nooit uit zal komen. Mijn grootste bezwaar tegen die hele gang van zaken is dat men denkt God te kunnen begrijpen. Maar geloof en ongeloof blijven mysterieus. De Eeuwige is geen dictator, geen boeman. De mens kan zich naar mijn idee nooit beroemen op iets goeds of buitengewoons. Juist de gelovigen zullen zeggen dat zij iets doen of laten omdat zij die kracht of gaven ontvangen uit Gods hand en wat soms sterker is dan henzelf. Het overkomt je, zoals ook liefde je tot een mooi en gaaf mens kan maken. Dat willen verklaren is en blijft onmogelijk!

Er zijn schapen die bij de kudde van Jezus horen. God zij dank! Er zijn andere schapen die er niet bij horen. Dat is en blijft een raadsel, maar dat is in goede handen bij de God en Vader van Jezus. Je kinderen, je partner, je vrienden, die zeggen niet te (kunnen) geloven, blijven hoe dan ook mensen, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Daar hoeven wij niet over te oordelen, maar we kunnen handelen als Job, die elke dag voor zijn kinderen bad en offerde. En Paulus schrijft in een van zijn brieven dat de niet gelovige partner “geheiligd” is door de gelovige ( I Korintiërs 7: 14). Hij kon het zich ook blijkbaar niet voorstellen dat God ongenaakbaar en onbarmhartig zou kunnen zijn.

Want dat geloven wij, dat onze Vader barmhartig is en genadig en dat Zijn Zoon gekomen is om de wereld en de mensheid te redden en te bewaren.  Alles heeft met Liefde te maken en die laat zich nooit verklaren of systematiseren. Hier schieten onze woorden tekort, net als bij geloven of niet geloven.

Een hartelijke groet aan u en jullie, dominee Simon Bijl