Weest allen eensgezind

Weest allen eensgezind, lijdt met anderen mee,  hebt broeders-en-zusters lief, weest barmhartig en nederig van zin;                                                                                 (1 Petrus 3:8)

Wij lezen in deze periode iedere zondag uit de brief van Petrus. Dat is niet altijd eenvoudig omdat de manier waarop Petrus dingen zegt niet meteen voor ons verstaanbaar is, maar ook omdat de tijd waarin het werd geschreven en gelezen zo geheel anders is dan de onze. De veronderstelling is dat het is geschreven aan kleine gemeenten in Azie, die allemaal een beetje in de verdrukking zaten, tegen de stroom in probeerden gemeente van Christus te zijn. Er zijn mensen die menen dat het wel vergelijkbaar is met onze positie: we worden kleiner en hebben minder in te brengen en de omgeving luistert ook minder naar wat wij kunnen meegeven. In de gemeenten die Petrus voor ogen staat is nog iets anders aan de hand, wat ook in onze tijd meer speelt. Er zijn mensen die deel uitmaken van de gemeente die thuis daarin alleen staan en dan gaat het vooral om vrouwen, maar sommige mannen evenzeer. De rest van het gezin, partner en kinderen, doen niet mee. Meer en meer zien we dat ook in onze gemeenten gebeuren. Jonge mensen, gezinnen, waarvan één van de mensen wel deelneemt en de ander niet. Het is van alle tijden.

Wij gaan daar anders mee om dan de gemeente toen. Wij accepteren het meer en laten het gebeuren, dat deden ze toen minder. En Petrus roept de mensen vooral op om in de verbanden waarin ze leven vooral zichzelf te zijn, maar niet al te nadrukkelijk zich te manifesteren. Hij roept de mensen van de gemeente vooral op om te doen wat ze moeten en kunnen doen: omzien naar elkaar, barmhartig zijn, nederig van zin; om niet hebzuchtig te zijn, niet al te veel praatjes te hebben maar vooral daden van liefde te doen. In dat verband is er een woord dat mij eigenlijk altijd al bezighoudt: hij roept de mensen op om ‘eensgezind’ te zijn. Wat is dat toch, wat betekent het? Is het nodig dat wij het allemaal helemaal met elkaar eens zijn? Lijkt me onmogelijk, onnodig en een verarming. Maar wat is het dan?

In de vertalingen komt het woord ‘eensgezind’ meer voor, onder andere bij Paulus. In het grieks komt het woord op de manier waarop Petrus dat gebruikt alleen bij hem voor: wel dat we onze zinnen dezelfde kant op moeten richten, maar niet als één woord. Ik lees het dan ook op mijn manier als volgt, tegen de achtergrond van mijn eigen ervaringen en onze gemeente.

Eensgezind betekent dat je probeert je gevoel en je verstand, met je hart en (kritisch) nadenkend je te richten op wat Jezus ons heeft voorgedaan. De weg die Hij is gegaan is een weg van liefde en mededogen, duidelijk partij kiezend voor mensen die door de gemeenschap aan de rand waren geparkeerd. Hij stapt af op de melaatsen, hij stapt af op mensen die letterlijk vast zitten in het leven of in hun eigen lichaam; hij heelt, geneest en zet mensen rechtop, waardoor ook de gemeenschap wordt geheeld. En daarbij heeft hij de moed om de grens van de gewoontes over te gaan. Eensgezind betekent dat de ‘gezindheid’ hetzelfde is, de bron waar je de bemoediging vandaan haalt, je energie om goed te doen. Dat is een levende eensgezindheid, want het gaat om mensen, om omzien, om liefde geven en delen.

Voor mij is verscheidenheid een rijkdom: verscheidenheid waar het gaat om manieren van geloven, manieren om je leven te leven, verschillen in waar je vandaan komt en denkt naartoe te kunnen. Het is die verscheidenheid die samenkomt in je gerichtheid op het evangelie.

Een probleem hierbij is nog wel eens dat mensen ‘opvattingen’ en meningen hebben en daarmee het gesprek aan willen gaan. Dat schiet niet op: opvattingen zijn nogal star en niet bewegen niet. Het gaat om manieren van leven, onderweg zijn en dat beweegt en is altijd weer anders. Eensgezindheid kan ons bewaren om alle kanten op te vliegen, kan ons helpen vastigheid te vinden met elkaar om uit te leven. Dat hebben we nodig, misschien wel meer dan ooit in deze hectische en dynamische tijden.

ds. Jan Hommes